Preventie van uitbraken
Verkoudheid en rhinovirus

Thumbnail Thumbnail

Elk jaar zijn er in de VS miljoenen gevallen van verkoudheid. Een verkoudheid is een van de belangrijkste redenen waarom kinderen niet naar school en volwassenen niet naar het werk gaan. Volwassenen krijgen gemiddeld 2-3 verkoudheden per jaar en kinderen zelfs nog meer. Er zijn ongeveer 200 virussen die een verkoudheid kunnen veroorzaken. Rhinovirussen zijn de meest voorkomende oorzaak van een verkoudheid.

 

Rhinovirussen behoren tot de picornaviridae-familie van virussen, waaronder polovirus en enterovirussen, zoals EV-D68. Rhinovirussen komen vaak voor in de luchtwegen (speeksel, slijm, sputum) en ontlasting van geïnfecteerde mensen. Er wordt aangenomen dat de verspreiding van rhinovirussen gebeurt via gecontamineerde afscheidingen.

 

Infecties komen het meest in de winter en lente voor; men kan echter op elk moment van het jaar besmet raken. Hoewel het gebruikelijk is om binnen 7-10 dagen van een rhinovirusinfectie te herstellen, kan de infectie bij mensen met een verzwakt immuunsysteem, astma of ademhalingsaandoeningen leiden tot een ernstiger ziekte, zoals longontsteking. Bij mensen met astma, met name kinderen, worden rhinovirusinfecties ook vaak geassocieerd met opflakkeringen.

 

Symptomen

Veel voorkomende tekenen en symptomen van Rhinovirussen zijn onder meer:

  • keelpijn
  • loopneus
  • hoesten
  • niezen
  • hoofdpijn
  • waterige ogen
  • spierpijn
  • koorts

 

Rhinovirussen vindt men bij een besmette persoon in de:

  • oog-, neus- en mondafscheiding (speeksel, slijm, sputum)
  • ontlasting

 

Overdracht

Rhinovirussen worden gemakkelijk verspreid via contact. Het virus wordt verspreid door direct contact met aerosolen die worden geproduceerd wanneer een besmette persoon hoest of niest (afscheiding van de luchtwegen) of door contact met besmette oppervlakken, waar u het virus oppikt via uw handen en nadien uw ogen, neus of mond aanraakt.

 

Besmettelijkheid

Rhinovirussen zijn vrij stabiel en kunnen een paar uur overleven op levenloze voorwerpen, wat het risico verhoogt dat het virus op uw handen komt en later naar de neus, ogen of mond wordt overgedragen. Het risico op overdracht kan worden verhoogd in scholen of kinderdagverblijven waar een kind met een loopneus afscheidingen overbrengt naar handen, tafels, speelgoed of andere oppervlakken die vervolgens door andere kinderen worden aangeraakt.