Preventie van uitbraken
Enterovirus D68
 

Thumbnail Thumbnail

Het Human Enterovirus D68 (EV-D68) werd voor het eerst geïsoleerd in Californië in 1962. Hoewel het virus zeldzaam is, begint het toch steeds meer voor te komen. Net als bij andere enterovirussen veroorzaakt EV-D68 een ademhalingsziekte, vooral bij kinderen, maar het is ongebruikelijk dat EV-D68 epidemiologische en biologische kenmerken met menselijke rhinovirussen deelt.

 

Enterovirusinfecties zijn over het algemeen mild, waarbij mensen vaak geen symptomen vertonen terwijl ze geïnfecteerd zijn of milde verkoudheidachtige symptomen hebben. Niet-specifieke ziekte met koorts komt vaak voor bij enterovirusinfecties. In sommige gevallen kunnen enterovirussen het centrale zenuwstelsel aanvallen en leiden tot verlamming of zelfs de dood. Kinderen met astma of iemand met een verzwakt immuunsysteem lopen meer risico op complicaties of ernstige ziekte.

 

Overdracht

Enterovirussen vindt men bij een besmette persoon in de:

  • oog-, neus- en mondafscheiding (speeksel, slijm of sputum)
  • ontlasting
  • vloeistof uit blaren in de mond

Zelfs als een geïnfecteerde persoon geen zichtbare symptomen heeft, kan hij of zij het virus verspreiden onder andere mensen of in de omgeving. Er wordt aangenomen dat enterovirussen, inclusief EV-D68, van persoon op persoon worden overgedragen via besmette afscheidingen. Mensen die met enterovirussen werden geïnfecteerd, kunnen het virus gedurende enkele weken overdragen via hun luchtwegen en uitwerpselen, zonder dat ze zichtbare symptomen hebben.

 

Besmettelijkheid

Volgens schattingen van het CDC komen er elk jaar 10-15 miljoen niet-polio enterovirusinfecties in de VS voor, voornamelijk in de zomer en herfst. Hoewel iedereen besmet kan raken met het niet-polio enterovirus, lopen baby's, kinderen en tieners meer kans om besmet te raken en ziek te worden. Naarmate een kind ouder wordt, zorgt blootstelling aan niet-polio enterovirussen ervoor dat hun immuunsysteem immuniteit ontwikkelt tegen infecties in de toekomst.

 

Hoesten en niezen door een geïnfecteerde persoon kunnen kleine druppeltjes in de lucht verspreiden, die zich op de kleding, handen of andere lichaamsdelen van een besmette persoon kunnen nestelen. Het CDC vermeldt niet dat inhalatie van deze druppels een waarschijnlijke overdrachtswijze is; het virus nestelt zich dus waarschijnlijk op de geïnfecteerde persoon of oppervlakken als onderdeel van de overdracht.

 

Het niet of onjuist wassen van de handen na het gebruik van het toilet of het verschonen van de luier van een geïnfecteerde baby kan ook andere mensen of oppervlakken besmetten. Een besmet persoon kan ook zijn ogen, neus of mond aanraken en het virus zo naar zijn handen en vervolgens naar andere mensen of oppervlakken overbrengen.

 

Vul voor meer informatie het formulier in om

onze brochure te downloaden: